Taxiperikelen

“Mama? De kindjes in de taxi praten en zingen zo hard!” Christian is verdrietig en overprikkeld aan het begin van het schooljaar. Ik vraag rustig uit wat er precies gebeurd is, maar ik weet ook dat dit dingen zijn die er simpelweg bij horen. We kunnen moeilijk verwachten dat de kinderen in taxibusje fluisteren omdat mijn zoon er anders last van heeft. Ik bied hem aan om met zijn geluidsdempende koptelefoon in de taxi te gaan zitten. Christian gaat met een zucht akkoord. Beter dan niets. En ik besef dat dit eigenlijk de eerste keer is dat Christian serieus klaagt over het taxivervoer.

De eerste keer dat Christian per taxi vervoerd werd, was in de tijd van Kentalis. Hij was toen 4 jaar. Sindsdien hoort taxibusje bij het dagelijkse leven -afgezien van dat ene jaar dat gemeente ons plotseling de taxi ontnam. Ik heb er eigenlijk nooit zo bij stil gestaan dat je hierbij ook wat geluk nodig hebt. Je moet het treffen met de chauffeur, met de andere kinderen. Deze worden toch bijeengezet door een anonieme planner ergens op een kantoor en je moet maar afwachten hoe de combinatie uitpakt. Misschien hebben wij al jaren geluk gehad. Maar dit jaar hapert het duidelijk.

Met de koptelefoon vindt Christian het prettiger en even hoor en merk ik niets met betrekking tot het taxibusje. Maar niet lang daarna begint hij opnieuw te klagen. Zijn muts wordt van zijn jas getrokken. Zijn koptelefoon wordt afgepakt. Ik spreek hier de chauffeur op aan, om te weten wat deze voor actie heeft ondernomen en om -ik beken het eerlijk- om te verifiëren of het verhaal van Christian klopt. Christian liegt niet, maar kan door zijn autisme soms wel een heel verkeerde interpretatie hebben van een situatie. De chauffeur beaamt dat dit inderdaad gebeurt. Er zit een meisje naast hem in de taxibusje dat moeilijk van andere kinderen af kan blijven. “Tja,” zegt de chauffeur oneerbiedig -en wellicht wat onwetend?- “Een mongooltje, he, ik kan niets. Ik heb het er over gehad met ouders, en bij de planning neergelegd. Ze zijn bezig om oplossing te zoeken.” Ik knik en voel eigenlijk vooral mee met de ouders. Het zal niet leuk zijn om te horen dat je kind een stoorzender is en andere kinderen lastig valt. Ik ga er van uit dat die oplossing wel snel zal komen en als ik Christian er daarna niet meer over hoor, lijkt mij de zaak verder afgedaan.

Op een ochtend, weken later, geef ik Christian zijn koptelefoon aan. “Hier, niet vergeten!” Christian kijkt wat lusteloos naar zijn koptelefoon en geeft met een zucht antwoord: “Hoeft niet, mama. Wordt toch alleen maar afgepakt.” Afgepakt? Wat? Hij wil langs me heen glippen naar de taxi, maar ik hou hem tegen en vraag om opheldering. Het bewuste meisje zit nog steeds naast hem en zit nog steeds aan hem. Er blijkt helemaal niets veranderd te zijn. Christian is simpelweg -moedeloos- gestopt met klagen, omdat het toch niet helpt. Hij wordt al weken dagelijks belaagd door dat meisje en lijdt in stilte. Schuldgevoel overspoelt me. Want ik heb er ook niet meer naar gevraagd, automatisch aannemend dat als hij niets zegt, er ook wel niets zou zijn. Ik zou toch eigenlijk wel beter moeten weten dat het bij autisme niet altijd zo werkt.

Als Christian die middag thuis komt, spreek ik eerst de chauffeur aan. Hij herhaalt ongeveer letterlijk wat hij me weken daarvoor ook al zei, hij heeft zelf ook al meerdere keren geklaagd, maar ze zijn er mee ‘bezig’. “Ik kan niets.” zegt hij verontschuldigend en rijdt daarna weer weg. Ik besluit nu tot in detail uit te vragen bij Christian wat er precies in dat busje gebeurd. Het is alsof ik een beerput open maak. Door mijn gerichte vragen help ik Christian te verwoorden wat hij ervaren heeft en het is nog veel erger dan ik dacht. Zijn muts wordt van zijn jas getrokken, zijn bril en koptelefoon worden afgepakt en door busje gegooid, zijn veiligheidsgordel wordt losgemaakt, hij wordt geknepen, hij wordt bespuugd. Hoe meer hij er over verteld, geholpen door mij, hoe meer overstuur hij raakt. Het is schokkend om te beseffen wat hij allemaal heeft meegemaakt, zonder dat ik ook maar enig idee had dat er iets speelde. Weggestopt in een hokje in zijn hoofd, waarvan het deurtje dicht gaat op het moment dat hij de taxi weer uitstapt?

Ik dien een officiële klacht in bij het taxibedrijf. Want deze situatie is natuurlijk volstrekt onacceptabel en zou eigenlijk geen dag langer meer mogen duren. Ik krijg een medewerkster aan de telefoon die zegt alle begrip te hebben en we waren niet de enigen die over deze deelnemer klaagden. Ze waren er mee bezig. Maar ze moest nog in overleg met de gemeente -die betaalt tenslotte- en met haar leidinggevende om te bekijken wat er gedaan kon worden, want tja, dat meisje had immers ook recht op vervoer, he? Tandenknarsend hoor ik haar aan en weet na aandringen de belofte los te peuteren dat ze meest waarschijnlijk de komende maandag een oplossing zou kunnen doorvoeren. “Ik houd u op de hoogte.”

Christian -alsof hij nu het besef heeft dat hij hier over kan en mag praten en een gewillig oor vindt- laat geen kans meer onbenut om te vertellen wat er in de taxi gebeurt. Hij huilt veel, is overduidelijk angstig voor dat bewuste meisje en piekert. Bij het ontwaken vraagt hij zich al gespannen af of ze weer mee gaat en het is het eerste wat hij de chauffeur -angstig- vraagt als hij de taxi moet instappen. De beloofde maandag gaat voorbij zonder dat ik iets hoor van het taxibedrijf. De woensdag erna komt Christian compleet in tranen thuis en maakt zich druk dat hij nachtmerries over dat meisje gaat krijgen. Angst en verdriet stapelen zich op en nog steeds is er niets veranderd.

Op hoge poten bel ik weer met het taxibedrijf. Ik ben niet snel boos, maar inmiddels ben ik furieus en dat laat ik hen weten ook. Ik begrijp oprecht niet waarom een oplossing zo lang moet duren -aangezien ze er al weken mee bezig waren op grond van klachten van chauffeur en ook andere mensen? De medewerkster legt uit wat ze tot nu toe gedaan heeft en hoe haar handen gebonden zijn door gebrek aan beslissingsbevoegdheid. “Ik wil proberen om haar in een grote bus te plaatsen, waar ze alleen kan zitten en andere deelnemers niet kan aanraken. Dat werkte vorig jaar goed voor deze deelnemer.” Huh? Wat!? Je hebt precies ditzelfde probleem vorig jaar al eens opgelost en nu doe je net alsof je het wiel weer opnieuw moet uitvinden? En dat heb je twee maanden na start van schooljaar nog steeds niet voor elkaar? Ik ontplof nog een keer. “Ja, maar begin van het jaar hadden die bus niet beschikbaar en er was ons toegezegd dat deze deelnemer zich nu wel zou kunnen gedragen.” verdedigt de medewerkster van taxibedrijf zich. Ik kan niet zeggen dat ik hier veel begrip voor heb. Ik krijg wederom een belofte en het telefoongesprek wordt beëindigd.

Ditmaal word ik meteen de volgende ochtend teruggebeld, na overleg met leidinggevende kan het allemaal meteen opgelost worden. Het meisje is per direct in een ander route met grote bus ingepland en Christian zou dus geen last meer moeten hebben. Christian is zichtbaar opgelucht als ik hem dit vertel, al gaan er dagen overheen voordat hij het echt gaat geloven en zijn spanning afvloeit. Nu stapt hij weer zonder koptelefoon ontspannen in het busje en ik hoor hem er niet meer over. Toch heb ik mijn lesje ook wel geleerd. Ik stel nu veel meer vragen, peil de dieptes van mijn stille water. Om geen beerputten meer over het hoofd te zien.

 

 

Samen spelen

“Eveline? Zullen we brandweerman Sam spelen?” hoor ik Christian vragen. Ik vermaak mij aan de andere kant van de kamer met een berg wasgoed en kan een verheugde glimlach niet onderdrukken. Christian heeft een uitstekende dag vandaag en dit is het ultieme bewijs. Samen spelen is absoluut niet zijn ding en hij benadrukt meestal heel duidelijk dat hij alléén wil spelen. Maar toch, zo heel af en toe, als hij ontspannen is, heeft hij wel zin om te spelen met zijn zus. Het onderwerp ‘Brandweerman Sam’ lag voor de hand, aangezien hij zojuist een half uur afleveringen heeft zitten kijken van deze –overigens tenenkrommende als je het mij vraagt- serie. Eveline heeft er wel oren naar en gezamenlijk gaan ze op zoek naar alle attributen. Want wat is brandweerman Sam zonder brandweerpak, helm, brandweerslang, brandweerauto?

Een dikke tien minuten later staan ze in de startblokken om daadwerkelijk te beginnen. “Eveline, jij mag het eerste filmpje kiezen. Welke wil je?” vraagt Christian dan. Eveline bedenkt een titel van een ‘aflevering’, “We spelen ‘Brand in de supermarkt’, ik ben Jenny en jij…” zegt ze en Christian schreeuwt er meteen doorheen dat hij brandweerman Sam is –uiteraard! Aansluitend begint hij luidkeels de titelsong van de serie te zingen. “Wacht, wacht, wacht!” gilt Eveline, omdat ze naar haar idee niet voldoende heeft kunnen uitleggen wat ze gaan spelen. De derde schrille “Wacht!” dringt tot Christian door en verward zwijgt hij. Hij heeft het woord ‘supermarkt’ opgevangen en hij kent de aflevering over supermarkt, dus hij begrijpt niet waarom Eveline niet gewoon meespeelt? Eveline schetst de situatie, een ruw script voor wat ze gaan spelen, terwijl Christian onrustig heen en weer springt en danst. Als hij echt luistert, vreet ik mijn schoen op. Eveline is nog niet klaar met vertellen als hij ongeduldig onderbreekt. “Ja, ja!” en hij zet wederom de titelsong in. Eveline fronst even, maar besluit hem geen tweede keer te onderbreken. Zachtjes zingt ze mee.

Als Christian het over ‘spelen’ heeft, dan denkt hij uitsluitend in filmpjes. Spelen betekent voor hem letterlijk naspelen van afleveringen of filmpjes die hij eerder gezien heeft. Hierbij is alles al duidelijk, het script ligt al compleet klaar: begin, midden, einde. Vanuit autisme bekeken is het eigenlijk best logisch. Geen verrassingen, overzicht, geen onduidelijkheden. Ideaal dus. Heel soms maakt hij kleine variatie hierop, door verschillende scripts met elkaar te combineren, tot een ‘nieuw’ geheel, maar dat is sporadisch. Ik moet zelf altijd wel een beetje gniffelen als ik hem bezig hoor. Want naspelen neemt hij heel letterlijk. Begintune of titelsong, geluidseffecten, muziek, tekst, aftiteling. Alles zit erop en eraan. Met soms ook commentaar van de ‘regisseur’: “Mama, kijk, hij gaat beginnen! Mama, daar komt het liedje. Mama, hij is net op tijd afgelopen!” Daarnaast krijg je zo een glimp van zijn excellente geheugen, waar het dit soort details betreft. Ik doe het hem niet na. Soms heeft het ook iets tragisch. Dat zijn hoofd zo vol loopt met informatie die niet relevant is, maar wel ‘ruimte’ op zijn harde schijf inneemt.

Goed, in zijn hoofd ligt het script dus helemaal vast. Dan voegen we daar aan toe het spel van Eveline. Die een rijke fantasie heeft en zich kan laten meeslepen door haar eigen ideeën, misschien nog wel meer dan een gemiddeld kind. Al spelende borrelen nieuwe ideeën op en haar script is vloeibaar, kneedbaar, onbegrensd. Alle goede bedoelingen van beide kinderen ten spijt, weet ik dat het simpelweg een kwestie van tijd is voor er één gefrustreerd afhaakt.

“Nee, dit is mijn speciale telefoon, als ik hierop druk kan ik vliegen.” hoor ik Eveline zeggen. Ik kijk naar Christian. Eveline denkt hardop verder in haar eigen idee, enthousiast meegesleept door haar eigen fantasie. Christian staat onzeker stil. Heel vluchtig kijkt hij haar even aan, maar staart dan naar de grond. Ik zie hem zijn hersens pijnigen. Hij kan geen aflevering van brandweerman Sam bedenken waar dit in voorkomt en is in de war. Wat zijn ze nu aan het spelen dan? Dit staat niet in het script. Ik zie de spanning in hem stijgen en na een stilte zegt hij: “Ja.” Er werd geen antwoord van hem verwacht en de opmerking komt uit de lucht vallen. Eveline kijkt hem ook even bevreemd aan. “Eveline, zullen we dan nu het noodgeval spelen?” vraagt hij tenslotte, in een poging haar weer terug te krijgen in het script, zodat hij weet wat hij moet doen of zeggen.

Eveline laat zich niet zomaar van de wijs brengen, maar als Christian zijn vraag voor de vijfde keer, zeer indringend, herhaalt geeft ze toe. Ze voegt zich weer in de voorspelbare routine en enkele minuten genieten ze beide van hun samenspel. Dan borrelt er weer een nieuw idee op. “Nee, weet je, Christian, ik was heel erg verkouden en je kon mij niet bereiken. Ik moest eerst naar de dokter, en…” Christian verstijft weer, kijkt naar zijn voeten en hij weet zich geen raad met deze onverwachte wending. Ik hoor hem na een minuutje weer bedremmeld “Ja.” zeggen en hij gaat dan zelf luidruchtig verder met het ‘filmpje’ in de hoop dat Eveline zich weer zal voegen. En dat doet ze. Voor even. Na een paar minuten gooit ze er weer een onbekend element in en Christians reactie blijft hetzelfde.

Hij heeft echt een goede dag, want pas de vijfde keer dat Eveline van het ‘script’ afwijkt, haakt hij af. Meestal besluit hij na de eerste of tweede keer al dat hij er niet tegen kan, maar nu was de wens om samen te spelen blijkbaar groot genoeg om deze mate van spanning en onzekerheid zo lang vol te houden. Maar nu is het toch echt gedaan. Met een verdrietige uitdrukking op zijn gezicht komt hij naar me toe en zijn woorden zijn geen verrassing: “Mama? Mag ik een filmpje kijken? Ik vind spelen zo moeilijk.” Ik zie de spanning in zijn lijf, de verwarring en de vermoeidheid van proberen Eveline bij te benen, en weet dat hij nu ook echt even nodig heeft om tot zichzelf te komen. Hij mag van mij op de tablet en op zijn plekje aan de eettafel gaat hij opgelucht achter zijn beeldschermpje zitten. Even later klinkt de titelsong van brandweerman Sam door de kamer en fladderend geniet Christian van de aflevering. Die hij vast al tien keer gezien heeft. Maar met nog steeds hetzelfde begin, midden en einde. Dat script staat geruststellend vast.

Aan tafel

“En nu zitten!” Ik voel me meer dan geïrriteerd en wijs boos naar de stoel. Mijn stemverheffing maakt indruk, maar helaas op het verkeerde kind. Eveline zit al naast me aan tafel, haar lip trilt een beetje. Ik weet dat ze slecht tegen harde geluiden kan en moeite heeft met boosheid. Christian, voor wie mijn woorden waren bedoeld, schuift ook eindelijk stoïcijns aan, alsof ik niet eens besta. Hij deponeert handen vol speelgoed naast zijn bord –het uitzoeken nam zoveel tijd in beslag, dat hij drie waarschuwingen nodig had om eindelijk plaats te nemen aan tafel. In afwachting tot we daadwerkelijk gaan eten, begint hij ‘filmpje’ te spelen met de betreffende speelgoedjes. Op luide toon volgt een letterlijke –woord voor woord, inclusief geluidseffecten- weergave van scenes uit filmpjes die hij gezien heeft. Onderwijl fladdert, wipt en schudt hij er lustig op los. Eveline kijkt hem boos aan en moppert dat het ‘filmpje’ te hard staat. Christian hoort het niet eens, hij gaat compleet op in zijn eigen wereldje.

Dan moet ik de laatste hindernis nemen, Nathalie moet ook op haar stoel komen zitten. Ze ziet de lol wel in van mijn stemverheffing en rent met een uitdagende blik juist geheel de andere kant op. Nadat ik haar nog eens haarfijn heb uitgelegd wat ik daar van vind, zitten we eindelijk allemaal aan tafel. Ik moet dan altijd denken aan die idyllische reclames waarin een lachende moeder een dampende pan eten op een gezellig gedekte tafel zet en roept: “Aan tafel!” En dat dan uit alle hoeken lachende kinderen komen aanrennen die niet weten hoe snel ze moeten aanschuiven. Ik leef overduidelijk niet op dezelfde planeet.

In ons huis is het gewoonte om voor de start van de maaltijd even te bidden. Omdat ik zelf inmiddels razende honger heb –nooit goed voor het humeur- begin ik daadkrachtig. Christian kijkt me aan, spreekt dan nog enkele zinnen van zijn filmpje uit en drukt dan demonstratief met zijn vinger op de tafel, alsof hij op een knopje drukt. Hij stopt dan ook halverwege een woord, om het nog realistischer te laten klinken. Oog voor detail, zullen we maar zeggen. “Mama! Ik heb het filmpje stopgezet!” verkondigt hij luid. Fijn, kunnen we dan nu alsjeblieft verder gaan? Na vijf woorden word ik al weer onderbroken. “Wacht! Ik zit niet goed!” Eveline springt van haar stoel, schuift deze wat heen en weer en gaat dan weer demonstratief zitten. Christian heeft moeite de onderbreking en begint ongeduldig op zijn stoel te wippen, heftig fladderend met zijn armen. Hij bijt op zijn hand. Nathalie maakt gebruik van mijn moment van afleiding om haar beker om te gooien en een plas water stroomt over tafel. Dat maakt het even te spannend voor Christian, hij gilt en laat zich van de stoel op de grond vallen. Ik haal snel een doek uit de keuken en begin alles droog te deppen, terwijl ik Christian met een kort commando weer terug naar zijn stoel dirigeer. Uit mijn ooghoek houd ik Eveline in de gaten, ze zit met een boos, gespannen gezicht aan tafel. Ik weet dat er nu nog maar iets hoeft te gebeuren, of zij zal huilend in elkaar duiken omdat de situatie haar even te veel wordt. Hup. Snel door. Voor de pleuris uitbreekt.

We ronden het gebed af en eindelijk, eindelijk kunnen we eten. “Mama? Is het afgekoeld?” vraagt Christian. Omdat de kinderen allemaal nogal hittegevoelig zijn, schep ik altijd de maaltijd al op hun borden voordat ik ze überhaupt aan tafel roep. Over het algemeen is er voldoende tijd verstreken om het eten lauw te laten zijn tegen de tijd dat zij hun lepel oppakken. Maar ja, dat kan ik natuurlijk niet zien. Bovendien weet ik niet hoe koud het voor zijn voorkeur moet zijn –zeker weten stukken kouder dan voor mij! Voor absolute zekerheid moet hij dus zelf voelen, ik kan Christians vraag niet beantwoorden. Ik geef hem mijn standaard antwoord: “Dat weet ik niet, probeer maar.” Voor de tigste keer. Op welke manieren ik het hem ook heb proberen uit te leggen, het concept ontgaat hem en vrijwel iedere dag stelt hij mij precies deze vraag. Dus geef ik nu ook precies hetzelfde antwoord. Iedere dag. Vergt het inzicht dat zijn capaciteit te boven gaat, bijvoorbeeld op het vlak van Theory of mind? Of hebben we simpelweg weer een veilig ritueel gecreëerd dat iedere dag op dezelfde wijze verricht moet worden? Wie het weet mag het zeggen. Christian brengt zijn eerste hap naar de mond en we maken onze routine af. “Ja mama, het is afgekoeld!” vertelt hij mij verheugd, zoals altijd.

En dan is er even betrekkelijke rust. Iedereen is bezig met eten, zelfs onze treuzelaar Eveline –die haar maaltijd nog heel lang ‘te warm’ vindt. Ik zeg betrekkelijke rust, want als je naar Christian kijkt word je verre van rustig. Tijdens het eten schudt hij zijn hoofd, rolt zijn ogen –perfecte Stevie Wonder imitatie- wipt hij op zijn stoel en fladdert met zijn armen. Hij zit in zijn eigen zone en met grote happen schuift hij de maaltijd naar binnen. Hij kauwt luidruchtig en met open mond –stukje zwakke mondmotoriek dat nog niet aangepakt is. Zijn blik staat op oneindig en in een mum van tijd is hij klaar. Eveline moet zo ongeveer haar tweede hap nog nemen. Hij springt meteen van tafel en poetst in de keuken vluchtig zijn handen en mond, zonder dat hij ziet of voelt of hij ook daadwerkelijk schoon is. Hij neemt weer plaats aan tafel en met een druk van zijn vinger op het tafelblad gaat zijn ‘filmpje’ weer uit volle borst verder. Zo jammer dat er geen fatsoenlijke volumeknop op mijn tafel zit. Of liever, een ‘mute’ knop.

Terwijl ik afwisselend Nathalie help en corrigeer en mezelf een hapje toebedeel, probeer ik Eveline aan te sporen om door te eten. Nathalie houdt het voor gezien en gaat ook spelen met speelgoedjes die ze meegenomen heeft. Ik eet door in een kakofonie van geluid en beweging. Als Eveline klaar is –zoals altijd als laatste- begin ik op te ruimen en komt het toetje op tafel. Met stemverheffing probeer ik weer bij Christian door te dringen, soms klap ik ook wel eens hard in mijn handen. Hij kijkt me even aan, herhaalt zijn ritueel met het ‘knopje’ op het tafelblad, en dan heb ik pas echt contact. We eten gezamenlijk een toetje, waarbij Christian ook weer in een rap tempo zijn bakje leeg lepelt. Zijn ogen zijn gericht op zijn speelgoedjes, zijn ‘filmpje’. Hij knoeit, maar dat ontgaat hem vaak. Zodra hij klaar is, haast hij zich weer naar de keuken om te poetsen. En dan gaat hij zijn filmpje verder spelen, ergens in de huiskamer. Nathalie en Eveline verlaten ook de tafel en ik blijf alleen achter.

Het blijft een magisch moment, zo net na de avondmaaltijd. Hoe dramatisch de aanloop soms ook is –soms al uren van te voren, dreinen, klooien, bloed onder mijn nagels vandaan- zodra de kinderen de eettafel verlaten gaan ze tevreden spelen. Zelfs als ze nauwelijks iets gegeten hebben. Ik verwonder mij erover en mijn irritatie zakt. De sfeer is gemoedelijk en ontspannen. Ik zet een muziekje aan in de keuken en begin op te ruimen. Mijn man komt thuis en treft dus een lichtelijk idyllisch plaatje aan van tevreden, vrolijke kinderen die zichzelf op leuke wijze bezig houden. Tenenkrommend. Maar gelukkig kent hij zijn kroost. En zijn vrouw.

* We hebben inmiddels de regels aan tafel aangepast, waarbij we wat ‘hoort’ enigszins hebben losgelaten en een stuk minder irritaties hebben.

Even naar de winkel

Ik zucht als ik naar de inhoud van mijn keukenkastje kijk. Er zit niets anders op. Als ik straks wil lunchen, zal ik nu even naar de winkel moeten lopen. Er ligt een supermarkt op ongeveer vijf minuten lopen, dus je zou zeggen dat dit geen grote opgave zou moeten zijn. Toch baal ik enorm. Want ik ben thuis met drie kinderen en als ik naar de winkel moet, zullen ze ook alle drie mee moeten. Een vermoeiende onderneming die ik zo veel mogelijk probeer te vermijden, maar de lege broodtrommel laat mijn geen keuze. Ik ben boos op mezelf, dat ik niet eerder in de gaten had dat het brood op was, dat ik steken heb laten vallen in mijn wekelijkse boodschappenplanning. Maar wat moet, dat moet.

“Nee! Nee! Ik wil niet naar de winkel!” Christian begint meteen te sputteren en ik zie aan de blik in zijn ogen dat het ook eigenlijk geen goed idee is in zijn huidige gemoedstoestand. Hij heeft geen goede dag. Maar ik duw door. Hongerige kinderen hebben nog nooit de sfeer verbeterd, dus lunchen heeft grote prioriteit. Het kost de nodige tijd voordat ze alle drie hun schoenen en jas aan hebben en dan volgt nog het ritueel van kiezen van object c.q. speelgoedje dat in de hand meegenomen moet worden. Het huis verlaten zonder iets in zijn hand is voor Christian vrijwel onmogelijk. Ik vermoed dat hij het speelgoed nodig heeft om hem te helpen met de overgang van het ene naar het andere situatie en dat het hem vooral ook gevoel van veiligheid biedt. Een kleine stukje thuis in de palm van zijn hand. Als het aan hem ligt, zou hij zo tien dingen mee willen nemen –en oh wee als je daar dan onderweg eentje van kwijtraakt!- dus wij beperken het meestal tot twee dingen. Eén in iedere hand. Omdat het niet strookt met zijn eigen plannetje, geeft dit vrijwel altijd discussie waarbij veel gezeurd wordt. En daarbij heeft hij ook moeite met kiezen en de neiging zich te bedenken en toch voor een ander speelgoedje te gaan. Minuten tikken weg.

Maar we zijn vertrokken. Het is gelukkig droog dus we lopen rustig over het voetpad. Nathalie wil uiteraard ook zelf lopen, maar is zoals een tweejarige betaamd langzaam en snel afgeleid. Ik merk dat het moeizame tempo Christian al op zijn zenuwen begint te werken na slechts twee minuten lopen. Een minuut later valt Nathalie in een plas. Handjes vies, broek nat en vies, en vooral huilen. Terwijl ik druk bezig ben haar te sussen en te fatsoeneren zie ik Christian vanuit mijn ooghoek gespannen rondjes draaien, tot hij opeens zonder iets te zeggen weg beent. Hij neemt grote passen en het is overduidelijk een vluchtreactie. Het huilen is hem te veel. Meestal is hij redelijk te vertrouwen als we aan het lopen zijn, maar in deze geprikkelde gemoedstoestand weet je het maar nooit, dus ik roep dat hij bij me moet blijven. Even lijkt het alsof hij niets gehoord heeft, maar op honderd meter afstand blijft hij staan onrustig rondjes draaiend. We halen hem in en we vervolgen onze weg.

Op een stuk voetpad met struiken aan weerszijde worden we opeens verrast door twee honden die de hoek om komen. Ze zitten vast aan een riem, maar wel zo eentje die uitrekbaar is en het baasje loopt zeker tien meter achter haar dieren aan. De hondjes hebben alle vrijheid en lopen dus zo kwispelend, snuffelend, kwijlend, hijgend op mijn kinderen af. Volstrekt in paniek beginnen zowel Christian als Eveline hysterisch te gillen en proberen te ‘ontsnappen’ aan die beweeglijke natte neuzen die tegen hun benen duwen. Op het gemak –zonder haar honden bij zich te nemen- loopt het baasje langs, kijk met grote ogen naar het drama dat zich voor haar neus afspeelt. Als ze gepasseerd is en de honden eindelijk weer een beetje afstand houden van mijn kinderen, draait ze zich verontwaardigd naar mij toe. “Wat is DIT voor iets!?” Het is duidelijk dat ze geen greintje empathie of begrip kan opbrengen voor mijn kinderen met een hondenfobie. Met twee snikkende, trillende kinderen en een huilende peuter tegen mijn benen geklemd benoem ik het overduidelijke: ze zijn bang voor honden. Het baasje snuift en zegt boos tegen me: “Nou, dan zou ik ze dat maar eens afleren! Wat een belachelijk gedoe zo.”

Ik onderdruk de neiging om haar de huid vol te schelden –Asociale trut! Als het zo makkelijk was, dacht je dan niet dat ik mijn kinderen allang van hun angst had afgeholpen!? Ik heb andere prioriteiten dan een zinloze discussie aangaan met kortzichtige mensen die niet eens het fatsoen hebben om hun hond in toom te houden. Zo goed en kwaad als het kan sus ik al mijn kinderen en na een paar minuten kunnen we weer verder lopen naar de winkel. Christian sleept zich voort, nog bijna trillend van de spanning in zijn lijf. Hij zit al zo dicht bij zijn grens –of is er wellicht eigenlijk al over heen?- dat ik weet dat de winkel een marteling voor hem zal worden. Ik probeer de vaart er in te houden, zodat we ook zo snel mogelijk weer thuis zijn.

Eenmaal in de winkel wil Nathalie perse met een mandje zelf lopen. Een ‘nee’ van mijn kant zal overduidelijk tot een echte peuterdriftbui met hoofdletter D leiden –Nathalie is een pittige- waarmee Christian vakkundig over zijn grens zal worden geduwd. Ik wil niet dat hij de controle compleet verliest, daar in die supermarkt, dus ik laat Nathalie met het mandje lopen. Eveline wil ook het mandje en even ga ik helemaal op in politieagentje spelen voor de dames. Nadat we afspraken hebben gemaakt merk ik op dat Christian niet meer naast me staat. Waar is Christian? Echt weglopen doet hij niet, maar ik heb hem toch graag in het zicht, zeker in openbare ruimtes. Ik roep hem, maar hij antwoordt niet. We zoeken tussen de schappen en in een van de gangen zie ik hem tenslotte zitten.

Zijn lichaamstaal spreekt boekdelen en mijn hart breekt. Ineengedoken zit hij op zijn hurken tegen een schap geleund. Zijn schouders hangen, zijn handen rusten slap op de vloer. Zijn ogen zijn dicht, zijn gezicht toont een gepijnigde uitdrukking. Hij lijdt. Ik raak zijn schouder aan en probeer hem overeind te krijgen. Aanvankelijk negeert hij mij, maar na een paar keer aandringen komt hij langzaam in beweging. Na een paar stappen laat hij zich weer op de grond vallen en gaat languit liggen. Ik maak er geen woorden aan vuil, maar pluk hem weer van de vloer af. Ik begin boodschappen in het mandje te laden, maar het gaat tergend langzaam omdat het veel tijd en energie kost om er voor te zorgen dat zowel Christian als Nathalie –die helemaal van het weglopen is!- bij me blijven en ik begin het zelf langzaam ook een marteling te vinden. Ik besluit meer dan de helft van boodschappen die ik aanvankelijk bedacht had niet mee te nemen en snel af te rekenen.

Ik kom thuis met drie broden, boter, een tros bananen en een zak appels. En een uitgeputte Christian die wegduikt achter zijn tablet met koptelefoon op om de onrust in zijn lijf en in zijn hoofd draaglijker te maken. Ben zelf ook moe en weet weer precies waarom ik zo hard mijn best doe om ‘even naar de winkel’ te vermijden als Christian bij me is. Ik voel me ook rot dat ik het hem heb moeten ‘aandoen’, terwijl ik van te voren al wist dat het (te) zwaar voor hem zou zijn. Beter mijn best gaan doen dus, om lege keukenkastjes te vermijden. Dat zou geen grote opgave moeten zijn…

*opmerking: ik wil absoluut niet de suggestie wekken dat ieder bezoekje aan een winkel op deze wijze verloopt, want dat is zeer zeker niet het geval. Op dagen dat hij beter in zijn vel zit gaat het aanzienlijk soepeler, kan hij veel meer aan (ook met honden) en is ‘even naar de winkel’ redelijk te doen. Helaas is nooit goed te voorspellen wanneer de goede en slechte dagen zijn.